De Morgen - 28 januari 2015 - Tine Peeters
Aparte crèches voor kansarme kinderen? Onzin, zeggen alle pedagogen die ertoe doen, na de ruzie tussen sp.a en N-VA over 'gescheiden' kinderopvang. Het gelijkekansenbeleid moet niet beginnen binnen de schoolmuren, maar op de speelmat van de crèche. Daar moet veel meer gebeuren dan papjes oplepelen of snotneuzen wegvegen.Vier scholen binnen de Gentse kleine ring bezochten we voor we beslisten in welke school onze dochter Pauline zich gelukkig zou voelen. Elke schooldirecteur nam - tot onze stomme verbazing - ruim de tijd ons rond te leiden in de grote kleuterklassen, ons voor te stellen aan de leerkrachten en hun pedagogisch project uit te leggen. We 'onderzochten' die scholen toen Pauline ternauwernood één kaars had uitgeblazen, om haar toch maar in de school van onze keuze te kunnen inschrijven.
Bij die juffen en meesters zat in drie van de vier scholen ook een zogenaamde GOK- (Gelijke Onderwijs Kansen) of zorgleerkracht. Het zijn de leerkrachten die ervoor zorgen dat kinderen met te weinig kansen toch een grote sprong voorwaarts kunnen maken. In extra uren worden zij bijgespijkerd, of dat nu voor Nederlands of voor wiskunde nodig is. In elk gesprek kwamen die leerkrachten naar voren als een troef voor de school. Als een mogelijkheid om van de zeer diverse leerlingenpopulatie een verrijking te maken voor alle kinderen. Niemand stelt dat gelijkekansendecreet fundamenteel in vraag. Het wordt aanvaard als een noodzakelijke steun voor kinderen die thuis te weinig ondersteuning kregen.
Schoolcarrière
Eén creche en één onthaalmoeder bezochten we toen Pauline anderhalf jaar eerder in de buik zat. Eerlijk is eerlijk, bij die crèche en de onthaalmoeder stelden we ons vragen over de voeding, de sterilisatie en de slaapruimte. Of de verzorgsters wel mee waren met de allerlaatste opvoedkundige inzichten leek er minder toe te doen. Of er extra ondersteuning was voor kansarme kinderen, die vraag kwam niet in ons op. Of er daar extra verzorgsters voor waren, naar analogie met de GOK-leerkrachten, al helemaal niet.
Waarom hechten wij meer belang aan de keuze van de school dan aan de keuze van de crèche? Of, juister geformuleerd, lijkt de onderbouw en extra steun voor de school belangrijker dan die van de kinderopvang?
Middenklasse-ouders lijken ervan uit te gaan dat zij die eerste 2,5 jaar de zorg kunnen bieden die hun kinderen nodig hebben. Ze denken dat ze zelf wel genoeg aan de slag gaan met de juiste groentepapjes, de nieuwste rammelaars en knisperboekjes. Vanaf 2,5 jaar, wanneer de schoolcarrière start, lijken de instellingen waar het kind een groot deel van zijn leven doorbrengt, er veel meer toe te doen.
Het zit hem al in de benaming. In een crèche zijn er verzorgsters, waarbij we ervan uit lijken te gaan dat zij vooral op de voedingen en de hygiëne moeten letten. In het kinderopvangdecreet mogen ze dan 'kinderbegeleider' heten, wat de lading al veel beter dekt, dat begrip is nog niet ingesleten in het gemiddeld Vlaams gezin. Op school zijn er leerkrachten.
Noodzakelijk kwaad
Maar het heeft er ook mee te maken dat de recentste pedagogische onderzoeken nog niet zijn doorgesijpeld. Ouders en beleidsmakers zaten lang vastgeroest aan het idee dat de crèche minder belang heeft dan de school. Terwijl ze minstens even belangrijk zijn. Hoe meer pedagogisch onderzoek er gebeurt, hoe duidelijker het wordt hoe cruciaal de eerste drie levensjaren zijn. "We komen uit een periode dat kinderopvang beschouwd werd als een noodzakelijk kwaad", zegt professor Michel Vandenbroeck, docent gezinspedagogiek aan de UGent. "Een kind was het beste af bij de moeder, de kinderopvang was enkel voor werkende ouders die geen andere oplossing hadden. Kinderen opvangen moet echter meer zijn dan 'kinderen bewaren'. Het is kinderen opvoeden."
Of een kind zich op latere leeftijd kan hechten, die basis wordt dan gelegd. De aanbevelingen van de Wereldgezondheidsorganisatie, Unicef en allerhande Europese instellingen staan bol van het belang van die veilige 'babyhechting', en hebben het voortdurend over 'responsieve zorg' en 'stabiele opvang'. Als die zaken niet goed zitten, werkt dat een leven lang door.
Kinderopvang is door Vlaanderen lang stiefmoederlijk behandeld. Pas in november 2013 kwam er een nieuw en uitgebreid kinderopvangdecreet. Kort gezegd staan daarin de praktische richtlijnen voor alle mogelijke vormen van kinderopvang. Een jaar later kwam daar een technisch-wetenschappelijke leidraad bij, het 'pedagogisch raamwerk'.
De OESO moest ons land meerdere malen op de vingers tikken voor dat raamwerk er eindelijk kwam. Of in Vlaanderen eigenlijk kwaliteitsvolle opvang wordt aangeboden, is niet eens bekend. Daar werd nog geen grootschalig onderzoek naar gedaan. Het eerste grootschalig onderzoek start in augustus van dit jaar, zal 600 initiatieven voor kinderopvang onder de loep nemen, en is over twee jaar pas afgerond.
Opvang is geen oppas
Willen we kansarme kinderen meer kansen aanbieden, dan moeten we daar in de crèche mee starten, en niet 'pas' in de kleuterklas. De kinderopvang heeft eigenlijk al haar eigenste gelijkekansenbeleid, zoals in de kleuter- en lagere school, maar dat is veel minder bekend. Het nieuwe kinderopvangdecreet, dat dus nog maar een jaar geldig is, doet er veel aan om kwetsbare kinderen naar de crèche te laten gaan. Het werkt via inkomenstarieven, voorrangsregels en extra subsidies voor de crèches die zulke kinderen opnemen.
Crèches met 30 procent kansarme kinderen, krijgen 647,50 euro per opvangplek per jaar. Met die bijkomende subsidies kunnen ze doen wat ze willen. Ze kunnen er extra mensen mee aanwerven of bijvoorbeeld specifieke communicatie uitwerken voor kansarme ouders.
Wat opvalt, is dat de criteria voor deze kwetsbare kinderen in de crèches anders zijn dan voor de zogenaamde 'GOK'-kinderen. Kwetsbare kinderen zijn volgens het decreet kinderen van alleenstaanden, van ouders die werk zoeken of een opleiding volgen, van ouders met een handicap of ziekte, van ouders zonder diploma secundair onderwijs of met een laag inkomen. De kinderen of hun ouders moeten aan twee van deze criteria beantwoorden om 'kwetsbaar' te zijn.
Voor een GOK-kind kunnen er vijf criteria gelden. De ouders behoren tot de trekkende bevolking (in mensentaal: het zijn woonwagenbewoners, schippers of foorkramers), de moeder bezit geen diploma secundair onderwijs, het kind woont in een pleeggezin, spreekt geen Nederlands thuis of het gezin krijgt een studiebeurs. Om GOK-leerling te zijn, moet één van deze vijf criteria gelden.
Dat die criteria voor crèchekinderen en schoolkinderen niet overeenstemmen, blijkt geen wetenschappelijke oorzaak te hebben. Wel een politieke. Onderwijs en Welzijn is in Vlaanderen klassiek verdeeld over twee verschillende politieke partijen, wier ministers elk hun klemtonen wilden leggen. In andere landen is het eerder gebruikelijk om het beleid van kinderen tussen 0 en pakweg 6 jaar bij dezelfde minister onder te brengen, bij ons zit er - tot nu - een wat artificiële scheiding. Nu heeft CD&V wel Onderwijs en Welzijn onder haar hoede, weliswaar met twee ministers.
Even belangrijk als kansarme kinderen naar de opvang toe leiden, is de soort opvang die je biedt. Onderzoeken tonen aan dat enkel kwaliteitsvolle opvang, een goed resultaat oplevert. "Matige opvang levert geen resultaat op," zegt Vandenbroeck, "slechte opvang een negatief resultaat."
Vloeken
Terug naar de begingedachte. De crèche heeft veel meer impact dan deze moeder drie jaar geleden, toen nog totaal onervaren, kon begrijpen. Het - nog nieuwe - beleid probeert gelijke kansen te bieden, al is het daar rijkelijk laat mee. En het domste wat je kunt doen, is een apart circuit voor kansarme kinderen.
Goede opvang, zo bewijst Nederland, is allesbehalve gescheiden kinderopvang. "In Nederland hebben ze crèches opgericht voor werkende ouders en peuterspeelzalen voor kansengroepen", zegt Vandenbroeck. "Nu breken de ministers er zich het hoofd over hoe ze die beide weer kunnen integreren, want ze blijken slecht voor de kinderen. Als je je crèche een educatieve en sociale functie wilt geven, dan moet je voor een sociale mix zorgen. Voor bijna één kind op twee geldt de kinderopvang als de eerste kennismaking met de samenleving, als de eerste plek waar ze leren wat sociale cohesie is. Daar willen we toch geen gesegregeerde samenleving van maken?"
Nog dit: De verzorgsters waar 'de zusjes' - ondertussen heeft Pauline een zusje - terechtkwamen, plooiden zich ook zonder pedagogisch raamwerk of decreet dubbel om leuke dingen te doen met hun groep.
In het heen-en-weerschriftje schrijven ze niet enkel of de kinderen veel gegeten en gedronken hebben, maar ook of ze al rollen, of ze naar speeltjes grijpen en zichzelf bewonderen in de spiegel op babyhoogte. Bij Paulines afscheid van de crèche was er zelfs een heuse diploma-uitreiking. Daarop stond dat ze op het potje kon gaan, maar ook dat ze vlot kon praten en vrienden maken.
De verzorgsters hadden geen pedagogische encyclopedieën nodig om met alle kinderen elke dag luidkeels (Nederlandse) liedjes te zingen, te kliederen met verf en naar de kinderboerderij te trekken. Zelfs de Turkse poetsvrouw (met hoofddoek, maar dat is een ander verhaal) sprak er consequent Nederlands. Als mijn dochter al eens in het Engels vloekt of de spelregels naar haar hand zet, dan heeft ze dat van mij. En zeker niet van Gaelle, Anneleen, Nathalie of Anandi.