15 mei 2014

Van masterdiploma tot werkloosheid

Schamper - 5 mei 2014 Deze zomer stroomt weer een nieuwe lichting afgestudeerden de arbeidsmarkt op. Toch biedt een universitair diploma al lang geen garantie meer op werk. Veel hooggeschoolden aanvaarden noodgedwongen een job onder hun niveau, maar daardoor duurt het langer vooraleer ze een passende baan vinden en bovendien verdringen ze zo de laaggeschoolden.  

"De jongerenwerkloosheidsgraad in Vlaanderen staat op meer dan 16%. Wat mij bijzonder verontrust, is dat werkloosheid niet alleen bij laaggeschoolden maar ook bij hogeropgeleiden onaanvaardbaar hoog is", aldus Gents schepen van Werk Ruddy Coddens (sp.a). In 2013 waren gemiddeld 6827 hooggeschoolde jongeren op zoek naar een job. Daarmee maakten de hooggeschoolden 13,9% uit van de werkloze jongeren. Van hen deed 4,8% er langer dan een jaar over om een baan te vinden.
 

Noodlijdende arbeidsmarkt

Bij sommige universitaire diploma's liggen de kansen lager dan bij andere. Uit een studie van de VDAB blijkt dat het in 2011-2012 gemiddeld voor 6,1% van de afgestudeerden met een masterdiploma langer duurde dan een jaar vooraleer ze werk vonden. De master Audiovisuele en Beeldende Kunst stond er het slechtst voor met een kwart afstudeerders die na een jaar nog steeds niets hadden gevonden. Daarna volgden Archeologie en Kunstwetenschappen (17%), Muziek en Podiumkunsten (14,9%), Geschiedenis (13,9%) en bij Taal- en Letterkunde zocht 11,2% na een jaar nog werk. Vooral de sociale wetenschappers en Blandino's hebben het moeilijk op de arbeidsmarkt. Aan de andere kant staan de masterstudenten Tandheelkunde, Gezondheidszorg en Geneeskunde waarbij iedereen binnen het jaar werk vond. Ook de exacte wetenschappen scoren traditioneel beter.
Volgens Ruddy Coddens is het daarom belangrijk dat er bij de studiekeuze gelet wordt op de noden van de arbeidsmarkt: "Binnen de Stad Gent sturen we scholen aan om leerlingen secundair onderwijs diepgaand te informeren over de arbeidsmarkt. Ik ben geen voorstander van een numerus clausus, maar wel in een goede voorlichting bij de studiekeuze over de kansen op tewerkstelling." Volgens de Gentse schepen van Onderwijs, Elke Decruynaere (Groen), moet het onderwijs niet enkel ten dienste staan van de arbeidsmarkt: "We moeten mensen niet ontraden om bijvoorbeeld Geschiedenis te gaan studeren. Ook dat soort opleidingen hebben een grote maatschappelijke waarde. In plaats van bepaalde richtingen te ontraden, kunnen we studenten beter aanmoedigen om naast hun diploma ook andere competenties te verwerven in bijvoorbeeld het verenigingsleven. Ook op die manier maken ze meer kans op een baan."
 

Het moeras van de overgekwalificeerde

Wat moet je doen als je pas afgestudeerd bent: snel om het even welke job aanvaarden zodat je gelanceerd bent, of wachten tot je een job vindt die echt bij je diploma past? Jongeren die onder hun niveau werken, vinden moeilijker een job die bij hun diploma past." Onderzoekers aan de faculteit Economie van de UGent toonden aan dat het accepteren van een job onder je niveau de overgang vertraagt naar een baan die wel bij je opleidingsniveau past. Stijn Baert legt uit: "Mogelijk percipiëren werkgevers jongeren die eerder een job onder hun niveau aanvaardden als minder ambitieus en talentvol en duurt het daardoor langer vooraleer ze een baan vinden die bij hun diploma past. Anderzijds kunnen jongeren vast komen te zitten vanaf het moment dat ze een job hebben. Ze verdienen geld, hebben fijne collega's en zitten niet in de sociaal minder aanvaarde positie van werkloosheid. Daardoor neemt de druk af om te blijven zoeken naar een baan die bij hun scholingsniveau past."
Toch kunnen jongeren verschillende goede redenen hebben om een job onder hun niveau te aanvaarden. "Sommige jongeren kunnen niet anders omwille van financiële beperkingen, sociale druk om werkloosheid niet te aanvaarden en de behoefte aan sociaal contact", zo zegt Baert. "Het heeft dan wel tot gevolg dat de kans kleiner is dat die jongeren snel een job zullen vinden die bij hun diploma past."
Een ander pervers effect van hooggeschoolden die een job onder hun niveau aanvaarden, is dat ze daarmee laaggeschoolden verdringen. "Een universitair opgeleide, die noodgedwongen achter de kassa moet gaan werken, zal daar in de meeste gevallen niet de voldoening uithalen die hij had gehoopt. Ondertussen staan er wel lageropgeleiden klaar die met veel plezier die job zouden willen uitoefenen, maar de kans niet krijgen", aldus Decruynaere.
De studie van onder andere Stijn Baert toont ook aan dat het vanuit beleidsperspectief niet slim is om jongeren te forceren zodat ze om het even welke job aanvaarden en daar te lang in blijven vastzitten. In dat opzicht zijn de maatregelen van de federale regering niet ideaal volgens Baert: "Ons onderzoek toont aan dat het verlagen van de wachtuitkering, ze pas later toekennen en het versoepelen van de vereisten voor 'passende dienstbetrekking' misschien niet de beste optie is." Coddens sluit zich daarbij aan: "Ik was niet gelukkig met de maatregel die de wachttijd tot één jaar verlengde en de inschakelingsuitkering beperkte tot drie jaar. Jongeren mogen niet gestraft worden omdat er geen of onvoldoende werk is. Niet de werkloosheidsuitkering moet beperkt worden in de tijd, maar de werkloosheid."